Monique Heidema
cellist

Programma toelichting
Stilte en Hartstocht
Met meesterwerken voor cello en piano
​
Muziek is de taal van het onzegbare – een spel van contrasten tussen introspectie en uitbundigheid, tussen fluistering en vuur. In dit programma verkennen we die polariteit: van de tedere verstilling van De Zwaan tot de aardse passie van Ginastera, van Schumanns romantische verinnerlijking tot Brahms’ stormachtige lyriek.
De cello, met haar menselijke stemgeluid, leent zich bij uitstek voor deze reis. Samen met de piano (die soms partner, soms tegenstem is) ontvouwen we verhalen zonder woorden. Bachs koraal Ich ruf zu dir sluit de avond af als een meditatie: een terugkeer naar stilte, nu gelouterd door alles wat daarvoor klonk.
Deze werken zijn niet alleen tijdloos, maar ook tijdelijk – ze bestaan enkel in het moment van samen spelen en luisteren. Dank voor het delen van dat moment.
Monique Heidema
​
​
​
​

De Zwaan - C. Saint Saëns​ 1835-1921)
​
Uit Le Carnaval des Animaux (1886)
Een wiegende 6/8-maat, een melodie die zweeft tussen licht en weemoed: De Zwaan is werkelijk een meesterwerk van tijdloze eenvoud. Saint-Saëns schreef dit stuk voor cello en piano als onderdeel van zijn *Carnaval des Animaux*, oorspronkelijk bedoeld als amusante parodie op muzikale clichés. Maar waar de andere dierenportretten vaak humoristisch zijn, ontstond hier per ongeluk een klein meesterwerk van ontroerende schoonheid.
Ironisch genoeg verbood Saint-Saëns publicatie van dit 'lichte' werk tijdens zijn leven, uit angst zijn reputatie als serieus componist te schaden. Pas na zijn dood in 1921 werd het vrijgegeven - waarna De Zwaan juist een van zijn meest geliefde composities zou worden.
Stilte - In dit miniaturenmeesterwerk imiteert de cello met haar lange, gebogen melodielijnen de sierlijke bewegingen van een zwaan, terwijl de vloeiende piano-arpeggio's het water verklanken. Het resultaat is een moment van pure, meditatieve stilte - een verstild tafereel dat de tijd even lijkt te laten stilstaan.
​
​

Johannes Brahms (1833-1897) - Sonate op.99
Allegro Vivace
Adagio Affettuoso
Allegro Passionato
Allegro Molto
​​​​​
Johannes Brahms (1833–1897) schreef zijn tweede cellosonate in de zomer van 1886, tijdens een bijzonder vruchtbare periode aan de oevers van het Thunermeer in Zwitserland. Het werk, opgedragen aan de cellist Robert Hausmann, werd in hetzelfde jaar in Wenen voor het eerst uitgevoerd door Hausmann en Brahms zelf aan de piano.
De sonate is groots van gebaar en rijk aan contrasten: dramatische uitbarstingen en lyrische melodieën wisselen elkaar af, waarbij cello en piano volkomen gelijkwaardig optreden. In het openingsdeel ontvouwt zich meteen een breed, heroïsch thema, terwijl het tweede deel (Adagio affettuoso) juist een diepe, bijna intieme zang laat horen. Het speelse Allegro passionato bruist van energie en ritmische drive, en in de finale (Allegro molto) keert een opgewekte lichtheid terug, vol contrapuntische verfijning.
Brahms verweeft in deze sonate warmte, kracht en intellectuele gelaagdheid – een werk waarin hartstocht en structuur elkaar voortdurend in balans houden.
​​​

Brahms’ gebruik van de cello was vernieuwend – hij eist zowel diepe resonantie (lage registers) als violistische behendigheid (snelle passages in hoge posities).
In tegenstelling tot zijn eerste cellosonate (vol jeugdige romantiek) klinkt hier een gerijpte, complexere emotie – soms strijdbaar, soms berustend.
In de relatie met Clara Schumann:
Deze sonate draagt de sporen van Brahms’ levenslange vriendschap met Clara Schumann – haar pianistische vuur en haar melancholie resoneren in elke noot.
Toen Brahms de sonate aan Clara voorlegde, kritiseerde ze de ‘ruwe’ cellopassages. Desondanks werd het haar favoriete werk van zijn late periode.
​
​
Stilte - Brahms' muziek ademt: lange frasen, rusten en plotselinge pianissimo passages verraden zijn verlangen en eenzaamheid.
​
​
Hartstocht - Wilde en explosieve momenten komen we in alle delen vaak genoeg tegen, maar zelfs in de grootste hartstocht blijft de emotie gericht en gecontroleerd.
​
​
pauze

R. Schumann (1810-1856) - 2 Romanzen op.94
Nicht schnell
Einfach-innig
​​
Schumanns Romanzen zijn als twee bladzijden uit een dagboek: de ene dromerig, de andere hoopvol. Ze passen wonderwel bij de cello – alsof ze altijd al voor dit instrument geschreven waren.​ De miniaturen zitten vol twijfel, tederheid en de typische "Innigheid" die we van Schumann kennen. Hij schreef de Romanzen in 1849, in een turbulent jaar (revoluties in Europa, zijn eigen geestelijke instabiliteit). Toch klinken vooral berusting en introspectie.
In relatie met Clara Schumann:
Ze speelde deze romanzen vaak op de piano , mogelijk met hoboïst Wilhelm Joseph (aan we de stukken ook zijn opgedragen). In haar dagboek noemt ze de Romanzen "korte, intense liefdesbrieven in muziek".
​​
​
​Stilte - Beide delen eindigen pianissimo, met een vraag die onbeantwoord blijft.
​
Hartstocht - is hierin niet explosief, maar juist naar binnen gekeerd. Men zei weleens over Schumann's muziek: het is als een brief die je nooit hebt verstuurd.

A. Ginastera (1916-1983) - Pampeana no.2, een Rhapsodie voor cello en piano
Een hommage aan de Argentijnse Pampa
Ginastera’s Pampeana No. 2 is een virtuoze explosie van Argentijnse folklore, omgezet in moderne klassieke muziek. Geschreven voor cello en piano, combineert het: Wilde huella-ritmes (een Argentijnse dans), Lyrische cantos (Milonga melodieën - liederen) vol eenzaamheid en experimentele technieken zoals pizzicati en glissandi.
​
​
Ginastera verklankt hier de ziel van Argentinië met een knipoog naar de gaucho-cultuur.
Hij schreef het voor cellist Ernesto Epstein die de premiere speelde in Buenos Aires in 1951. Zelf zegt de componist over het stuk "mijn muziek heeft 3 wortels:
- de aarde
- het bloed
- de spirit van mijn land"
Na de dansen, de ritmes en de verstilde melodieën eindigt het stuk alsof de ruiter verdwijnt in de horizon.
Stilte - Het middengedeelte is een meditatie over leegte. Ginastera schreef: de pampa is een oneindige stilte
​
Hartstocht - De syncopen en de percussieve piano zijn pure energie. Daarnaast zijn de dansende ritmes behoorlijk opzwepend.
​N. Boulanger (1887-1979) - 3 Pièces
Modéré
Sans vitesse et à l'aise
Vite et nerveusement
​
Nadia Boulanger (1887–1979), vooral bekend als legendarische pedagoog van o.a. Copland en Bernstein, componeerde deze drie miniaturen als hommage aan haar overleden zus Lili Boulanger. Het zijn parels van ingetogen expressie, perfect voor cello en piano.
Nadia Boulangers *Trois Pièces* zijn als drie bladzijden uit een dagboek: plechtig (Modéré), kwetsbaar (Sans vitesse) en speels (Vite). Geschreven in rouw om haar zus Lili, maar vol levenslust. Let op hoe de harmonieën zachtjes wringen – typisch Frans, maar met een eigen stem."*
Historisch detail:
Nadia stopte na Lili’s dood (1918) bijna met componeren. Deze stukken zijn zeldzame overblijfselen van haar talent als scheppend kunstenaar.
​
Stilte - de eerste twee stukken zijn meditatief, bijna als een gebed.
Hartstocht - het derde deel toont Boulanger's frivole, ritmische en nerveuze kant. Overigens verrassend modern voor 1914!

J.S. Bach (1685-1750) - Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ BWV 639
Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ is een koraalprelude van Johann Sebastian Bach, BWV 639, afkomstig uit het Orgelbüchlein. Dit stuk is in de jaren 1713-1717 oorspronkelijk geschreven voor orgel en staat bekend om zijn diep ontroerende, bijna meditatieve karakter.
In de bewerking voor cello en piano wordt de melodie, die in de originele versie in de sopraanstem van het orgel ligt, aan de cello toevertrouwd. De begeleiding, die in het orgelstuk bestaat uit een zacht aanwezig middendeel en een doorlopende baslijn, en vormt in de pianopartij een warme, ondersteunende harmonie.
Stilte - De muziek straalt een intense rust en devotie uit, met lange, vloeiende lijnen in de melodie en een subtiel pulserende begeleiding. ​​​
EINDE CONCERT
​
Bedankt voor het luisteren en tot een volgende keer.